More info

12.19.2010

Stapeluhhh!



Het is nog niet eens zo lang geleden dat al ons eten nog dichtbij huis werd geproduceerd. De vergeten groenten van nu, waren tot de Tweede Wereldoorlog en misschien ook nog wel daarna, dagelijkse kost. Pas sinds enkele decennia staan de Nederlandse keukendeuren wijdt open voor buitenlandse invloeden. Dit heeft veel positiefs gebracht voor de variatie in ons dagelijks dieet, maar brengt tegelijkertijd ook een heleboel nadelen met zich mee. 

Tegelijkertijd met de ‘verexotisering’ van onze smaak, verdicht de wereldbevolking zich steeds meer richting steden. Deze stedelingen willen alsmaar meer eten en willen kunnen kiezen uit een uitgebreid assortiment. Om aan deze behoefte te voldoen, vragen we veel van het milieu. Boeren kunnen de productie niet meer aan en zoeken naar manieren om gewassen te ‘verbeteren’,  het eten moet van ver komen om het assortiment breed te houden en de prijs laag. Hier tegenover staan dat het platteland leeg loopt en de animo om boer te worden afneemt.

Stedelingen of beleidsmakers denken hier nu een oplossing voor gevonden te hebben. De enorme hoeveelheid leegstaande kantoren worden omgetoverd tot productiehuizen van groente en fruit of worden megastallen die ons gaan voorzien in de dagelijkse vleesbehoefte.

Een mooi idee waarmee de voedselkilometers gereduceerd kunnen worden en dus ook de CO2 uitstoot, veroorzaakt tijdens die transporten, omlaag kan. Daarbij komt de stedeling weer wat dichter bij de bron en ontstaat er de mogelijkheid dat hij of zij weer wat bewuster wordt van de voedselproductie en dat wat dit met zich meebrengt. Maar lossen we hiermee het probleem op? Want uiteindelijk is het zo dat de producent én de consument zullen moeten veranderen. De manier van produceren en de geleverde kwaliteit moeten verbeterd worden en dat de hoeveelheid die we dagelijks consumeren maar ook weggooien omlaag moet.

Het lijkt mij daarom nuttiger om samen aan de toekomst te gaan werken. De leegstaande kantoren blijven opgedeeld in kleine kamers die eigendom worden van priveproducenten. Met behulp van gestapelde volkstuinen kan de consument in zijn eigen voedselproductie voorzien. Kennisuitwisselen en ruilhandel tussen verschillende ‘kantoren’ vindt plaats, de consument is de bron.

De NTR zond op 8 december een Labyrinth aflevering met als titel ‘De kracht van het licht’ uit. Hierin werd een nieuw type lamp ontwikkeld dat mogelijk bruikbaar is voor de productie van voedsel in (gestapelde) kassen.

12.12.2010

Pop up food

Een ouderwets model oliebollenkraam. Meer kramen zijn te vinden op Flickr.
Elk jaargetijde kent zo zijn specifieke tradities en lekkernijen. Tijdens grote voetbalwedstrijden kleurt Nederland oranje, met pasen storten we ons allen op de paaseieren en in de zomer lopen we ongegeneerd in ons strandoutfit door de stad. Maar niets gaat boven een lekker oliebol op de toch al vette dagen van december.

Elk jaar rond het begin van november staan deze kramen opeens, opgepoetst en wel, in het straatbeeld. In de winterse kou en donkere dagen brengen zij licht, gezelligheid en zoete geuren in het straatbeeld. Van een aantal weet je dat ze gedurende de rest van het jaar hun waar verkopen op de vele kermissen en braderiën die Nederland rijk is. Hoe de andere oliebollenbakkers de lange seizoensstop doorbrengen, is mij onbekend.

Oliebollenkramen zijn er in alle soorten en maten. Sommigen zijn slechts een uitgeefloket met een beperkt assortiment. Anderen hebben een omvang waar menig winkeleigenaar jaloers op zal zijn. Wanneer je hier voor de toonbank staat en je door de oliebollenmeneer of -mevrouw naar je bestelling wordt gevraagd, voel je je weer dat kleine kind bij de bakker, dat nog niet boven de toonbank uitkomt.

Het bijzondere is dat deze kramen gedurende drie maanden van het jaar het straatbeeld van de meeste Nederlandse steden lijken te overheersen. De ene kraam staat verloren op een groot plein licht te geven. Een andere kraam dwingt je bijna tot kopen doordat de stoep tegenover je supermarkt opeens een plein met wanden is geworden waar de de oliebollenkraam de plaats van een kerk inneemt.

Tegen de tijd dat de dagen weer lengen en de light producten plaats hebben gemaakt voor al het lekkers dat in december naar binnen is gewerkt, verdwijnen de oliebollenkramen weer uit het straatbeeld. Het zou mooi zijn als ze zichzelf zouden kunnen verplaatsen met behulp van hun eigen frituurvet!

Ieder jaar houdt het Algemeen Dagblad een verkiezing ‘Wie bakt de beste oliebol’. Het testteam bezoekt tientallen oliebollenkramen in Nederland. De winnende kraam kan rekenen op een groot aantal klanten.

12.05.2010

De gezonde schoolkantine


Sinds het algemeen bekend is dat de jeugd te dik is, doet de overheid er van alles aan om ervoor te zorgen dat de kinderen weer op een gezond gewicht komen. Er wordt meer aandacht besteed aan sport, zowel tijdens als na schooltijd. Speelveldjes en sportvelden van bekende sporters als Richard Kraijeck en Johan Cruijf zijn in vele Nederlandse steden aangelegd.

Daarnaast wordt ook het snoepen op school ontmoedigd. Ouders wordt gevraagd om kinderen een gezonde traktatie te geven als ze jarig zijn en de chocoladereep in de koffiepauze moet worden vervangen door een stuk fruit of een tussendoor koek. De scholen zelf nemen ook maatregelen, bekend onder de naam ‘De gezonde schoolkantine’.

Volgens het Nationaal Schoolontbijt eet een op de zes kinderen geen of onvoldoende ontbijt. Zij of hun ouders maken hier geen tijd voor. Met een beetje geluk hebben de kinderen in de ochtendpauze dan wat te eten, maar met pech krijgen de kinderen hun eerste energie pas in de lunch naar binnen. Niet echt bevorderlijk voor de concentratie en de schoolprestaties.

Naast ontbijtacties op school worden en ook pogingen gedaan om ervoor te zorgen dat wat kinderen in de lunch naar binnen krijgen, gezond is. De kroketten en gevulde koeken zijn vervangen door bruine boterhammen met kaas en fruit. Maar zoals het gezegde als zegt ‘de een zijn dood, is de ander zijn brood’.

Rondom middelbare scholen zie je steeds vaker kraampjes staan. Hierin wordt de student een alternatief geboden voor de gezonde schoolkantine; cola en energiedrinks, broodjes vette frituur of Turkse pizza. op zich niet heel verkeerd, de studenten wordt een keus geboden en ze moeten zelf maar leren wat het meest verstandig is.

Het bizarre van dit hele verhaal is dat de centrale overheid (lees: Nederlandse regering) enerzijds oplegt dat schoolkantines gezonder moeten zijn. Anderzijds staat de lokale overheid (lees: Gemeente) toe dat een middenstander tegenover de school zijn ongezonde waar verkoopt. Met een beetje mazzel verdienen ze nog wat aan het uitgeven van de vergunning en het verhuren van het stukje openbaar gebied. Goeie samenwerking!

Het voedingscentrum heeft onlangs  een wedstrijd Gezonde schoollunch uitgeschreven. Jongeren worden steeds bewuster gemaakt van de positieve gevolgen van het eten van gezonde producten. Mogelijk worden de producten in de eetkraampjes tegenover de scholen nog een keer gevuld met gezonde producten.

11.28.2010

Je bent wat je eet?


Ze zeggen wel eens ‘Je bent wat je eet’. Volgens mij wordt daar vaak mee bedoeld dat iemand met overgewicht zal leven op kant-en-klaar maaltijden en ongezonde snacks. Een slank persoon zal veel sporten en regelmatig een bezoek aan de groenteboer brengen. Maar als je graag afhaalt bij de Chinees, een Turkse pizza eet in je lunch of ontzettend van Franse croissants houdt, ben je er dan ook een?

In de periode na de Tweede Wereldoorlog kwamen er, mede door het onafhankelijk worden van Indonesië en later het tekort aan Nederlandse arbeidskrachten, steeds meer immigranten in Nederland. Zij namen hun eetgewoontes mee en konden door het importeren van exotische producten hun ‘eigen’ maaltijden blijven bereiden wat hen herinnerde aan hun identiteit en een gevoel van saamhorigheid gaf. Aan het einde van de jaren veertig werden een aantal Indonesische eethuisjes geopend die vooral werden bezocht door studenten en kunstenaars en later door militairen die eens iets anders wilden eten dan aardappelen. Nadat de geïmmigreerde arbeiders niet meer nodig waren in de industrie, nam ook het aantal Griekse en Italiaanse restaurants toe.

De Nederlander werd exotischer en ging vaker buiten de deur eten. Met ‘de Griek’ en ‘de Italiaan’ werd niet meer op een persoon geduid, maar op een zelfstandignaamwoord; het restaurant. De Nederlanders zorgden zelf voor de inburgering van deze immigranten door hun eten te waarderen en het als onderdeel van hun voedingspatroon op te nemen.

Intussen wordt het straatbeeld in veel Nederlandse steden gedomineerd door restaurants en supermarkten uit allerlei landen van over de hele wereld. Niet alleen de Griek en de Italiaan; we eten van Mexico tot Japan. Steden gebruiken een Chinese wijk tegenwoordig zelfs voor hun citybranding: ‘Kijk eens hoe multicultureel wij zijn!’ Daarbij is het interessant om te zien dat we nog steeds alleen trots durven te zijn op de Chinezen, terwijl in vele steden ook straten zijn die worden gedomineerd door winkels met Turkse en Marokkaanse eigenaren.

Het lijkt of je aan de herkomst van de winkeleigenaar kan zien, waar de bewoners van een straat, buurt of wijk hun herkomst hebben. De laatste trend op het gebied van eetwinkels richt zich op de Oost Europese arbeiders die de laatste jaren in grote getalen naar Nederland zijn gekomen. Voor hun een nieuwe uitdaging om de Nederlanders kennis te laten maken met hun specialiteiten. En als liefde echt door de maag gaat, kunnen ze met het eten hun negatieve imago misschien te niet doen.

In mei 2006 verscheen er in NRC Next een artikel over het toenemende aantal Polen in Nederland. Uit dit artikel blijkt dat Polen echt eten willen en niet houden van de toevoegingen die Nederlanders aan hun producten doen.

11.20.2010

Ziet eten, doet eten


Eten moeten we om te overleven. Zoals een groot deel van de wereldbevolking nu eet, levert het echter eerder gezondsheidsproblemen op dan een bron van (gezonde) energie. Van drie maaltijden per dag tot aan de Tweede Wereldoorlog, zijn we nu overgegaan om de hele dag door te eten: als de pepernoten op zijn, gaan we gewoon verder op paaseitjes.

Tegenwoordig is eten overal te verkrijgen. Niet zoals in veel Aziatische landen een gezond tussendoortje of maaltijd zoals vleesspiesjes of vers gesneden ananas, maar calorierijke snacks. Het wordt je om de oren gegooid. En geuren en geluiden verleiden nu eenmaal. Net na werktijd, zo tegen etenstijd zijn we nog zwakker en laten we ons makkelijk verleiden tot het kopen van een snack. En dit is precies waar op trein- en benzinestations op in wordt gespeeld.

In een snoep- of speelgoedwinkel wordt een kind hebberig. Bij volwassenen kan hetzelfde gebeuren; overdaad maakt vaak dat we er van willen inslaan. Op een versmarkt waar een overdaad aan verse groente en fruit getoond wordt is dan ook niets lekkerders dan de prodcuten in grote hoeveelheden in te slaan. En het is niet erg, want het is gezond.

Het lijkt er dus op dat het gaat om verleiden. Als iets in grote hoeveelheden wordt aangeboden, is het lastig om te negeren. Het maakt voor het effect echter niet uit of dit nu calorierijke snacks zijn, of gezonde producten. Het wordt misschien tijd om - op die plekken waar voorbijgangers het makkelijkst over gaan tot het kopen van een snack -het assortiment aan te passen en te te kijken of we ons door de overdaad laten verleiden tot het kopen van een heerlijk en gezond stuk fruit!

Op de website foodlog.nl reageert Jan Peter van Doorn op een advies van de Wetenschappelijke Radd voor het Regeringsbeleid (WRR) op het advies dat zijn in november 2010 aan de overheid uitbrachten.