More info

2.27.2011

Boerenleven



In Nederland stoppen per week gemiddeld  50 boeren met hun bedrijf. Ze zijn te oud voor het werk en hebben geen kinderen die hen willen of kunnen opvolgen. Of het wordt hen door de strenge milieuregels en lage marktprijzen onmogelijk gemaakt om te overleven. Er lijkt echter ook een omgekeerde beweging te zijn waarin weer zin is voor het boerenleven.

Sinds 2005 is heel Nederland op zondagavond aan de buis gekluisterd voor een nieuwe aflevering van Boer zoekt Vrouw. En niet alleen in Nederland is dit programma populair. De oorspronkelijk in Engeland bedachte serie ‘Farmer wants a wife’ is in landen over de gehele wereld te zien. Tientallen boeren en een aantal boerinnen zijn op deze manier al aan de vrouw of man gekomen.

En het gaat de kandidaten niet alleen om de boer zelf. Want zeg nou zelf, als je voor de boer kiest, kies je ook voor zijn leven. En dat betekent vuiligheid, dag en nacht klaar staan om te werken en weinig vrije tijd. Maar er zijn dus nog genoeg vrouwen en mannen en die geen moeite mee schijnen te hebben. Het klinkt natuurlijk ook heel romantisch, de hele dag buiten zijn en dan ’s avonds lekker met een heerlijke maaltijd uit eigen achtertuin rozig onder de balken met de open haard aan…………….

De Engelsen hebben nu een nieuwe serie op BBC 2. In dit geval hebben de boer en boerin elkaar al gevonden maar ontbreekt nog net dat essentiële onderdeel in hun leven: de boerderij. In ‘A farmer’s life for me’ strijden negen koppels om een boerderij in Suffolk met daarbij zakgeld om het eerste jaar te overleven.

Het programma wordt gepresenteerd door de Jamie Oliver onder de boeren: Jimmy Doherty. Doherty, die bekend staat als een selfmade pig farmer, heeft een werkende boerderij met de zeldzame Essex varkens. Op het omliggende land zijn wandelen uitgestippeld en een restaurant laat de bezoeker proeven van heerlijke producten van het land van Doherty. Samen met enkele andere specialisten bepaald hij elke week welk stel de boerderij moet verlaten.

De eerste drie afleveringen zijn nu uitgezonden. De stellen hebben een stuk land gekozen om te bewerken. Blijkbaar geïnspireerd door Doherty (of hopend een wit voetje te halen) kozen de meesten voor het houden van een aantal varkens. Mogelijk ook de rede dat aflevering twee geheel in het teken stond van dit dier. In de derde aflevering moesten de deelnemers de markt op om hun producten, bewerkt of onbewerkt, aan de man te brengen. Doherty benadrukte hier nog maar eens dat het niet alleen gaat om het runnen van een boerderij maar dat het verkopen van je waar net zo belangrijk is.

Er lijkt nog hoop te zijn voor het boerenleven. Misschien niet meer zo traditioneel als dat we tot nu toe gewend waren, maar een combinatie van een werkende boerderij met dieren en/of het verbouwen van groenten én een andere functie zoals boerderijwinkel, zorgfunctie, workshopruimte, koe knuffelen, etc. Mogelijk is dit de oplossing op het (oude) beroep in stand te houden en tradities te verbinden met hedendaagse wensen.

'A farmer’s life for me' is elke dinsdagavond om 21.00u Nederlandse tijd te zien op BBC 2. De eers5te aflevering is dankzij een van de makers na te kijken op Vimeo.

2.13.2011

Verkassen


Het platte Nederlandse landschap biedt veel mogelijkheden voor landbouw en veeteelt. Dit gebeurt zowel zichtbaar als onzichtbaar. Vaak betekent zichtbaar een natuurlijkere manier van groeien en bloeien, waarbij de landbouw en veeteelt een positieve bijdrage leveren aan het recreatielandschap. De consument heeft het idee in contact te zijn met haar eigen voedsel. De onzichtbare variant gaat vaak gepaard met een grote schaal, snelheid en ondoorzichtigheid van het proces. Een aantal Nederlandse fruit-, groente en bloemenkwekers willen dit nu gaan veranderen.

Nederland is een echt kassenland: het klimaat vraagt om deze techniek zodat het hele jaar door van groente en fruit worden voorzien, het vlakke landschap biedt de mogelijkheden om grote oppervlaktes landbouwgrond te overdekken. De glastuinbouw heeft dan ook een hele ontwikkeling doorgemaakt en staat nu op het punt om weer een omslag te maken.

Tot in de 19e eeuw gebruikten kwekers zogenaamd platglas; lage kweekbakken met een glazen dak. In deze overdekte kweekbakken vonden ook de eerste experimenten met het verwarmen van de kassen plaats. De kwekers zagen hun gewassen sneller groeien, maar de kassen beperkten – door de geringe hoogte - de keuze van gewassen. Het type ontwikkelde zich rond de eeuwwisseling uit tot de zogenaamde Venlose kas zoals we die nu kennen.

Ook nu nog zijn de technische mogelijkheden van de kassen zeer uiteenlopend. De eenvoudige kassen bieden de gewassen slechts een jas die hun beschermd tegen extremen in weer en wind. Hoogstens kunnen de kwekers ventileren of brengen ze een laag kalk aan die de planten beschermt tegen fel zonlicht, maar die weer verdwijnt na een goede regenbui. Het andere uiterste is de hightech kas, waarbij zowat alles computer gestuurd is; er brand dag en nacht licht en de gewassen worden verwarmd, bewatert en bemest wanneer nodig. Daarbij worden de gewassen goed beschermd tegen ongewenste bezoekers die een oogst kunnen laten mislukken. De mens heeft de natuur in deze kas, waar mogelijk, onder controle.

Een groot deel van onze voedselproductie vindt plaats in deze kassen. Deze dragen echter niet echt bij om de mens dichter bij de bron van het voedsel te krijgen. Gebieden als het Westland (groente en fruit) en Almere (bloemen) zijn niet echt interessant voor de recreant. Lange rechte wegen en fietspaden, met weinig wisselende horizon vooral ingericht om het transport van en naar zo goed mogelijk te regelen. Het begrip kasplantje behoeft na een bezoek aan deze regio’s geen toelichting meer. De kavels zijn van sloot tot sloot gevuld met kassen en ook de kassen zelf zijn nokvol met een groen product. Wat er in de kas groeit of bloeit is echter niet te zien.

Op zich is er niet veel mis met het gebruik van kassen als het niet leidt tot de grootschaligheid en onduurzame productiemethodes zoals in een groot deel van de voedingsindustrie wel het geval is. De eenvoudige kassen zoals eerder in dit stuk benoemd, zijn vaak al een hele verbetering voor het groeiproces, zonder dat ze al te belastend voor het milieu zijn. Maar ook voor de hightech kassen wordt gewerkt aan minder milieubelastende methoden van verwarming en koeling, watergebruik, CO2 uitstoot etc. De eindreportage van het Convenant glastuinbouw en milieu laat echter wel zien dat ze er nog lang niet zijn.

Om weer in contact te komen met de consument, hebben een aantal kwekers de website versvandekweker ontwikkeld. Hier kunnen consumenten diverse producten kopen en vervolgens afhalen of thuis laten bezorgen. Bij elk product staat een korte beschrijving van het product en de kweker. Na aankoop kan de consument reageren op de kwaliteit van het product. Dit commentaar kan de kweker weer gebruiken voor het verbeteren van zijn gehele productie. De consument heeft dus invloed om dat wat hij eet, de producent kan meer tevreden klanten verwachten. Worden de transparante kassen misschien toch een beetje doorzichtiger.

2.06.2011

Goedkoop is duurkoop

Reclame voor de laagste prijzen. Meer foto's op Flickr.
De prijs van een product is vaak makkelijker af te lezen dan de kwaliteit. Een goedkoper product lijkt op korte termijn meer op te leveren dan een duurder product; de consument heeft namelijk direct geld over om te besteden. Op de lange termijn zou hem deze keuze echter wel eens duur kunnen komen te staan. Gevolgen van goedkope productiemethoden zijn ook in het straatbeeld duidelijk zichtbaar.

Misschien het meest zichtbaar is het toenemende aantal mensen met obesitas, vooral onder de mensen die niet zoveel te besteden hebben. Goedkoop eten is nu eenmaal vaak ongezonder of – beter gezegd - bij gezonde producten hoort een hoger prijskaartje. Op lange termijn zou een investering in je etenswaren echter veel op kunnen leveren zoals een betere gezondheid en een kleinere behoefte aan eten omdat gezonde producten vaak een hogere voedingswaarde hebben.

Ook de producent wordt getroffen door de lage voedselprijzen. Zoals ik als schreef in het essay Slow Foodmiles, worden boeren bijna gedwongen om over te gaan tot grootschalige landbouw. Door de overschotten die boeren produceren, worden prijzen laag gehouden. Een derde gevolg dat daarmee samenhangt, maar niet direct zichtbaar is, is de achteruitgang van de kwaliteit en diversiteit van het voedsel. Boeren vechten voor een inkomen en zoeken naar manieren om zo goedkoop en efficiënt mogelijk te produceren. Er wordt veel van hetzelfde op kleine oppervlaktes geproduceerd. Een zieke plant of dier kan dus heel snel leiden tot een verloren oogst en dus geen inkomen. Om dat te voorkomen wordt er vaak (preventief) gespoten of ingeënt.

Ook initiatieven die proberen om op kleine schaal te gaan produceren lopen tegen het probleem op. Diverse Nederlandse gemeenten stellen voedselstrategieën op. Zij hebben hier verschillende argumenten voor die waaronder het verminderen van de CO2 uitstoot (een ambitie van veel gemeenten), het bewust maken van bewoners van de herkomst van hun voedsel of sociale binding. In eerste instantie stimuleert de gemeente de partijen in de hoop dat dit later wordt opgepakt door de marktpartijen of particulieren.

Afgelopen week sloot de Gemeente Amsterdam het vierjarige programma Proeftuin Amsterdam af. Uiteenlopende partijen werden zowel met een netwerk als financieel ondersteund door de gemeente met als doel gezonder en duurzamer te eten in de metropoolregio Amsterdam. De GGD ondersteunde scholen met het opzetten van (gezonde) schoollunches, een betrokken vader initieerde ‘ Boerenstadswens’ waardoor duizenden Amsterdamse basisschoolleerlingen een dagje naar de boerderij konden en het grootste distributiecentrum van Amsterdam - het Foodcenter – onderzocht de mogelijkheden om hun producten op milieuvriendelijkere wijze te vervoeren. Allemaal goede initiatieven om (gezond) voedsel dichter bij de stad te brengen.

Nu de gemeente het project heeft afgesloten staan veel initiatiefnemers voor dezelfde vraag ‘Hoe nu verder zonder hun subsidies?’ Ouders zijn heel blij dat hun kind een gezonde lunch krijgen, maar kunnen of willen het niet zelf betalen. De meest leraren en leerlingen zijn heel positief over de dagjes naar de boerderij, maar geld en tijd om het zelf te organiseren is er niet.
De enige partij uit bovengenoemde voorbeelden waar nog wat van te verwachten valt, is het Foodcenter. Door zich te onderscheiden hebben ze een voorsprong op andere distributiecentra. Deze marktpartij kan, door het maken van een rekensom, nu al zien of deze investering in verduurzaming in de toekomst misschien terug verdiend kan worden.

Het project Proeftuin Amsterdam is slechts een voorbeeld. Het overgrote deel van de consumenten lijkt zich vooral te laten leiden door de prijs en minder tot wat een iets grotere investering oplevert op de lange termijn. De reclame voor etenswaren draagt hier nog eens aan bij. Het gaat altijd om prijs kwaliteit verhouding en in Nederland is dat toch meestal voor een lage prijs een goede kwaliteit - het ‘dubbeltje op de eerste rang’.

Dit kan echter niet tot in het eindige door blijven gaan. Nederland heeft zeer lage voedselprijzen, mede dankzij de supermarkt oorlogen van de afgelopen jaren. De kans is echter groot dat we er niet onderuit kunnen dat ook hier de kosten omhoog gaan, kijk maar naar de stijgende kosten voor brood. En als we dan toch al wat meer moeten betalen, is het dan niet te overwegen om net dat beetje meer te betalen en te kiezen voor producten die niet alleen direcht iets opleveren (namelijk verantwoord eten) maar ook op de lange termijn?